Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zekerlijk is [48]Gilead [49]ongerechtigheid, zij zijn [50]enkel ijdelheid; te [51]Gilgal offeren zij ossen, ja, hun altaren zijn als [52][steen]hopen op de voren der velden. 48. Zie boven hfdst.6 vs.8 met de aantekening. Hier keert de profeet weder tot de voorgaande strafpredikatie. Men kan deze woorden ook aldus nemen: Is Gilead ongerechtigheid? alsof zij den profeet voorwierpen: zoudt gij dat durven zeggen? waarop dan de profeet in het volgende antwoordde. 49. Dat is, niet dan ongerechtigheid, enkel ongerechtigheid, vol van wrevel en boosheid. Anders: afgoderij, dewijl het Hebreeuwse woord somtijds voor een afgod, afgoderij, afgodendienst, genomen wordt. Zie 1 Sam.15:23; Jes.66:3. 50. Hebreeuws, alleenlijk; dat is, zij zijn niet dan tot alle afgoderij genegen; of gewisselijk zij zijn ijdelheid. 51. Zie boven hfdst.4 vs.15. 52. Dat is, van hun afgodische altaren is het land overal vol.